Net toen we zondag 14 december een video gedeeld hadden over Chanoeka in kamp Westerbork, kwamen de berichten binnen over de schietpartij in Bondi, Australië. Chanoeka, het feest van licht dat wint van de duisternis, van hoop in moeilijke tijden, kreeg hierdoor een zware start. En het riep de vraag op, of wat we deden nog passend was.
Het was niet de eerste keer in de afgelopen jaren dat wij ons dat afvroegen, in deze wereld vol onrust en geweld, maar wel komen we steeds weer tot dezelfde conclusie. Wij vertellen de geschiedenis van kamp Westerbork, met alles wat daarvoor en daarna kwam en de relevantie van die verhalen is nog altijd immens. En de oorlog is op allerlei manieren altijd aanwezig, zeker in mijn bestaan. Steeds meer mensen weten de weg naar ons museum te vinden, dit jaar méér dan ooit tevoren. Dat is een lichtpuntje in deze donkere tijd.
Op maandagochtend 15 december luister ik naar de podcast ‘Het verraad van de familie Zilversmit’, waarin de verteller en hoofdpersoon Judith Zilversmit de oorlogsgeschiedenis van haar familie onderzoekt. Ze eindigt de serie van zes afleveringen met een gesprek met haar echtgenoot en met een psychologe van psychotraumacentrum Arq en reflecteert knap over hoe het trauma van de Tweede Wereldoorlog resoneert in de ervaringen van vandaag. Veel Nederlandse joden ervaren de afgelopen twee jaar een toenemend isolement en dat rijt oude wonden open. Er heerst angst in de kleine Joodse gemeenschap. Kan hier ook zoiets gebeuren als in Australië?
Ik bezocht gisteravond de synagoge in de Folkingestraat in Groningen voor de jaarlijkse Chanoeka viering. Het was de vierde avond. Rabbijn Shmuel Spiero legde uit waarom de jaarlijkse viering pas op de vierde avond plaatsvond. Dat had te maken met zijn schema. Er zijn weinig rabbijnen meer in Nederland en hij verdeelt zijn tijd onder de kleine gemeenschappen door het land. Gisteren Zandvoort en Bloemendaal, eergisteren Heemstede en Haarlem, zondag Alkmaar, vanavond Groningen, Zwolle op zaterdagavond en zondag, de laatste avond Chanoeka in Leeuwarden.
Op weg naar de Folkingestraat probeerde ik Bondi weg te denken en besef dat ook bij mij altijd angst sluimert. En dat er aan het bezoeken van joodse evenementen altijd een besluit voorafgaat. Het besluit om te gaan en risico’s in te calculeren. We zijn er, bizar genoeg, aan gewend geraakt, ongeveer vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw. De angsten zijn ons overgeleverd, samen met de al dan niet vertelde verhalen over de Holocaust. Hoe onze ouders zich moesten verbergen en wat een wonder het was dat ze het hebben overleefd. Wie opgroeit in die werkelijkheid, is niet echt verbaasd dat er altijd weer gevaar dreigt.
In de synagoge in Groningen is Australië meteen aanwezig, omdat de rabbijn vertelt dat hij gestudeerd heeft met de broer van de rabbijn die is vermoord en net online zijn begrafenis bijwoonde. Het is een kleine gemeenschap. Binnen steken we kaarsen aan en daarna gaan we naar buiten om het ritueel te herhalen, voor de buitenwereld. Iedereen mag het zien. In de smalle Folkingestraat staan de mensen opeengepakt en maken we ruimte voor verbaasde passerende wandelaars en fietsers. ‘Maak ruimte. De straat is van iedereen’ roept de rabbijn Spiero en daarmee doet hij precies wat ik van een leider van de gemeenschap verlang. Oproepen tot elkaar letterlijk de ruimte geven is ook oproepen tot verbinding en tot verdraagzaamheid, als een oefening voor het hele leven. Een enkele politieagent kijkt toe.
Na afloop staat hij in zijn eentje bij de brandende vlammetjes en maak ik nog even een praatje met hem. ‘Mijn moeder is geboren in kamp Westerbork. Ze overleefde als peuter Bergen-Belsen. Het is een groot wonder dat ik hier sta. Morgen vier ik Chanoeka bij haar, met haar kinderen, klein- en achterkleinkinderen.’ We staan samen op de stoep onder de levensgrote kandelaar en kijken naar de passanten en gedenken onze ouders en grootouders. ‘Dat ik hier sta’, bedenk ik me, ‘is ook een groot wonder.’
Door Bertien Minco - directeur van Herinneringscentrum Kamp Westerbork







